Je komt op een leeftijd dat je vaker enveloppen met een rouwrand in de bus vindt dan geboortekaartjes. Er zijn mensen die zo’n rol in je leven spelen, dat ze een blijvend effect hebben op je persoonlijkheid. Mijn instructeur en geweten mevrouw Barrau was zo iemand en haar overlijden vorig jaar deed veel met me. Afgelopen week nam ik afscheid van Harry.
Als 21-jarige, pas afgestudeerde informatietechnoloog wist ik niet wát ik wilde doen qua werk, maar wel dát ik het op Texel wilde doen. En ik wist ook heel zeker dat ik niet als informatietechnoloog aan de slag wilde. Waarom dan toch die richting gekozen? Wel, mijn ouders stonden erop dat ik afstudeerde, dus ik had gewoon iets gezocht dat ik zo snel mogelijk kon volbrengen met een beetje pittig doorwerken. Voor wie denkt dat de rekensom niet klopt: ik was op mijn 16e klaar met het VWO. En geloof mij, dat was echt geen zegen, noch een voordeel, want je hoort nergens bij op een leeftijd dat dat best belangrijk is.
Mijn roeping gevonden
Ik solliciteerde gewoon op alles wat er voorbij kwam, van bankdirecteur tot typiste. Wat de bedoeling is, gebeurt. Dat is mijn levensmotto. Er verscheen een advertentie in de Texelse Courant: leerling journalist gezocht. De rest is geschiedenis. En er volgde nog een stukje post-HBO journalistiek, naast het werk. Maar het grootste deel van mijn vorming tot de schrijver die ik nu ben komt van Harry. Hij wás de Texelse Courant. Jarenlang had hij in zijn eentje gebuffeld, vrijwel letterlijk dag en nacht, om twee keer per week alle pagina’s van dit oudste nieuwsblad van Nederland te vullen. Maar hij kreeg versterking van een heuse redactie. En ik was de eerste vrouw in het driepersoons team.
Met verf besmeurd
Dat was een dingetje. Vergelijk de impact met de eerste vrouwelijke astronaut. Harry had aanvankelijk nog wel wat vooroordelen tegen het idee van een vrouw op de redactie. Daar schreef hij jaren later een olijke column over, dat hij dacht dat vrouwen toch altijd maar zwanger of ongesteld waren en dus niet geschikt voor de vele werkuren. Want overwerken was standaard en werd niet betaald. Dat hoorde erbij. Dat verhaal kwam hem duur te staan, want hij werd er letterlijk over aangevallen door feministische types. Ik? Ik lachte me een hoedje. In diezelfde column schreef hij overigens eveneens dat ik het tegendeel had bewezen, want hard werken zonder te zeuren kon ik óók!
Levenslessen en -wijsheden
Bijkomend fenomeen was dat we dezelfde achternaam hadden (voordat ik trouwde) en hij een dochter van mijn leeftijd had, waardoor de goegemeente dacht dat hij zijn eigen bloed had aangenomen. Tot op de dag van vandaag zijn er Texelaars die denken dat Harry mijn vader was. We waren ergens gestopt met het uitleggen. Hij noemde mij soms spottend ‘dochter’ en ik plaagde hem met ‘vader’. Maar in de twaalf jaar dat we zoveel uren zeer nauw hebben samengewerkt, in een piepklein muf kantoortje op een bovenverdieping, was onze band intenser dan ik met mijn eigen vader had. Hij heeft het waarschijnlijk nooit zo beseft en zeker niet bedoeld, maar er zaten waardevolle levenslessen bij wat hij vertelde.
Leerschool
Toen ik daar begon zat Harry nog met twee vingers te rammen op een ouwe typemachine, sneller dan ik met mijn tien vingers kon bijhouden. Zijn spatiebalk had het opgegeven en was op z’n Texels gerepareerd met plakband. De computer deed z’n intrede, waardoor mijn studie aanvankelijk toch nog enig voordeel bleek. Maar schrijven was waar mijn hart lag, naast de paarden. Harry leerde me alle kneepjes van het vak. Nooit belerend, maar op een manier waardoor ik me er met nog meer enthousiasme in stortte. We maakten zelf de foto’s, ontwikkelden de filmpjes en drukten ze af. Daarnaast deden we ook de opmaak van de krant. Hoe allround wil je het hebben, wat een fantastische leerschool. Keihard werken, maar wat hebben we gelachen met z’n allen. Harry was niet alleen een geweldige schrijver, hij was ook een fenomenale verteller, met een droog gevoel voor humor. Zijn motto was dat een goed verhaal niet waar hoefde te zijn, hoewel de waarheid bij verslaggeving voor hem wel heilig was. Regelmatig gingen we met pijn in onze kaken en schatertranen over de wangen weer aan de slag na de koffie.
Iedereen kende hem op het eiland
Ik vertrok na twaalf jaar Texelse Courant met partner naar Engeland, voor zijn werk. Na terugkeer kwamen Harry en ik elkaar uiteraard af en toe tegen, want zo groot is Texel nou ook weer niet, in allerlei verschillende hoedanigheden. De laatste jaren vooral omdat hij ook veteraan was (Nieuw Guinea) en een trouwe, graag geziene gast bij de bijeenkomsten, die de Texelse veteranenstichting regelmatig houdt. Ook daar werd hij uitgenodigd het woord te voeren, wat hij op zijn bekende humoristische wijze graag deed, vaak met een plaagstootje naar zijn ‘dochter’.
Het ooit door vrienden als practical joke stiekem knalgeel gespoten kleine autootje (want geel was een veel veiliger signaalkleur, zo vond Harry, waarna hij in een column zijn beklag had gedaan dat die niet verkrijgbaar was) was allang uit het straatbeeld verdwenen. Maar als hij ergens was kwamen er al snel weer verhalen boven. Als hij weg ging, was het beeld altijd het zelfde: haar dat wild alle kanten op stond, zo ongeveer als Dr. Emmett Brown in Back to the future. Met een wijsvinger in de lucht zei hij ‘hoei’, waarna hij met de karakteristieke grote passen, enigszins voorover gebogen in zijn eeuwige parka, wegbeende.
Hoei Harry.
Wie schrijft die blijft. Dus jij bent nooit echt weg.