‘Zo, die ziet er wel heel best uit.’ Onze hoefsmid klopt mijn inmiddels 21-jarige Socrates op zijn hals. Die heeft inderdaad een gezellig buikje. Eigenlijk een beetje té, wat op zich ook niet helemaal goed is. Maar ik zie het op deze leeftijd liever dan ingevallen flanken. Ook de andere paarden glimmen en glanzen. Gezondheid van binnen uit, noem ik dat altijd.
Ik krijg vaak de vraag wat ik onze paarden voer. Want (ik klop dit meteen af) we hebben kerngezonde paarden, die eigenlijk nooit koliek of andere spijsverteringsgerelateerde problemen hebben. Dat ga je op gegeven moment normaal vinden en dat zou het overal moeten zijn. Toch is koliek nog altijd één van de meest voorkomende redenen waarom een dierenarts met spoed wordt gebeld.
Beste voeradvies? De welzijnseisen volgen
Door veel op te trekken met dierenartsen en wetenschappers die zich in dit onderwerp hebben verdiept, heb ik het nodige geleerd over hoe een paard van binnen werkt. Ik heb er zelfs een heel boek over geschreven, waardoor ik zo ongeveer alle gruwelijke zaken die er mis kunnen gaan in een paardenbuik -en dat zijn er helaas veel- heb besproken of zelfs gezien. Er zijn wat gevalletjes van domme pech. Maar er zijn ook héél veel zaken waar je wel degelijk iets aan kunt doen ter voorkoming. Het belangrijkste zijn de drie welzijnscriteria. Ik kan er niet vaak genoeg op hameren. Als je een paard sociaal contact met soortgenoten biedt, zoveel mogelijk uren per dag vrije beweging en nagenoeg onbeperkt ruwvoer, dan geef je hem een leven dat hem het beste past. Zijn stresslevels zijn laag, er wordt voorzien in zijn natuurlijke behoefte. Maar daarmee ben je er niet helemaal.
No teeth no horse
Er zijn een paar dingen waarmee je een paard moet ‘helpen’. Ik kan een aparte blog volschrijven over de redenen waarom, maar het gebit van een paard heeft aandacht nodig. De mijne krijgen twee keer per jaar een paardentandarts op bezoek. Ik stort me hier niet in de discussie over elektrisch vijlen of niet. Het gaat erom dat iemand die vaker in monden van paarden kijkt de boel bijhoudt, zodat de vezelige voeding goed kan worden vermalen. Het gezegde ‘no foot no horse’ zou ook ‘no food no horse’ of nog beter ‘no teeth no horse’ kunnen luiden.
Ook is het zaak om de hoeveelheid parasieten in de gaten te houden. Niet door er gedachteloos met enige regelmaat een wormenkuur in te gooien. Vier keer per jaar laat ik mestonderzoek doen en in overleg met een dierenarts bepalen wij wanneer het verstandig is om iets te geven en zo ja, wat.
Miezerig kuil kan prima zijn
Vrijwel alle paarden zouden het uitstekend redden op een dieet van alleen goed ruwvoer. Wij denken wel met z’n allen dat we ze heel hard laten werken, maar dat is voor een paard echt niets. Pas als je ziet dat ze invallen, is het nodig om iets bij te geven en zelfs dan is het vaak een kwestie van ruwvoer met hogere energiewaarde. Want -en ook dat kan ik niet vaak genoeg benadrukken- je kunt aan de buitenkant niet zien wat erin zit. Echt niet. Ik heb het meest mooie, heerlijk ruikende hooi gezien dat na analyse veel te suikerrijk bleek. En omgekeerd ook, miezerig kuil dat qua waardes juist perfect was. Wegens de astma van Socrates ben ik helemaal overgegaan op kuilvoer. Ik heb nog wel wat pakjes hooi voor noodgevallen, maar hij kan daar echt niet tegen. Ook niet als ik het natmaak. Ons kuil laat ik jaarlijks analyseren via een Quickscan (van Pavo, aanrader). Het is suikerarm en matig qua energie, wat prima is voor onze dikkerdjes, die minimaal 8 uur per dag in een wei staan en daar elke dag ook nog een klein strookje gras krijgen.
Wil je nog een snoepje…?
Daarnaast krijgen mijn paarden drie keer per dag een handje muesli. Hebben ze dat nodig? Welnee. Maar mensen zitten nou eenmaal zo in elkaar dat wij een goed gevoel krijgen van voedsel geven. Dat zit in onze genen, vanuit een tijd dat we nog moeite moesten doen voor onze eerste levensbehoeften. Daar iets van weggeven was toen een groots gebaar. Dat zit er nogal ingebakken. Ik geef ze er wel een handje luzerne doorheen en twee wortels, voor het kauwen.
Energieloze materie
Is krachtvoer totale onzin? In Engeland had mijn Davy een stal bij een nogal alternatieve terug-naar-de-natuur eigenaar, die erop stond om het voeren te verzorgen. We reden dressuur op het hoogste niveau. Na enige tijd had ik het gevoel dat de fut eruit was. Davy was niet mager, maar wel lusteloos. Ik keek op een voerzak, maar kon nergens vinden wat er precies inzat. Terwijl dat in Nederland al lang op het etiket stond, dat overigens zo ingewikkeld was dat vrijwel niemand er chocola van kon maken. Niet voor één gat te vangen besloot ik de producent te bellen, die echter niet van plan bleek om daar inlichtingen over te verschaffen. Ik liet een zak van mijn vertrouwde voer uit Nederland komen en in no-time was Davy weer de oude. Wat bleek na grondig spitwerk? Omdat ook in Engeland uit goedheid op grote schaal krachtvoer werd gegeven, maar veel paarden slechts als huisdier werden gehouden en dus niet tegen het dak hoefden te springen, bestond de inhoud uit energieloze materie. Iedereen blij. Nou ja, behalve ik dan. Na aanpassing van het rantsoen kwam het goed. De moraal van dit verhaal? Weet wat je voert en voer op maat. Maar ga dus altijd uit van ruwvoer.