Die k**jury

Regelmatig zit ik in den lande om dressuurwedstrijden te jureren. Het is een aparte hobby, dat jureren. Je moet namelijk, net als de deelnemers, voor dag en dauw op pad om een paar uur lang zeer geconcentreerd in een klein hokje of een auto te zitten. En aangezien er van allemaal maar één kan winnen, is de rest meestal niet zo blij met wat ik heb gedaan.

Er komt op zo’n dag een lange lijst paarden en ruiters aan je voorbij, waarvan ik me zeer besef dat ze allemaal hun uiterste best doen, dat ze hard hebben geoefend, gepoetst, gevlochten om daar te zijn. Jureren is eigenlijk niet zo moeilijk. Je beoordeelt wat je ziet. Er staat behoorlijk goed omschreven hoe een bepaalde oefening moet worden uitgevoerd en hoe we daar als jury mee om moeten gaan. Tja, als we een robot waren…

Snel weggooien

Omdat ik zelf wedstrijden rijd, weet ik hoe het voelt in de ring. Maar nog steeds moet ik beoordelen wat ik zie. Dus ook al leef ik mee met iets dat mis gaat, ik kan niet anders dan die onvoldoende geven. Ik houd ervan om te motiveren waarom ik tot een bepaald cijfer kom, dus schrijver zijn bij mij is geen pretje. Halve boekwerken staan er op die protocollen. Niet dat ik de illusie heb dat die worden gelezen hoor. De meeste deelnemers kijken alleen naar de score in het vakje onderop, hooguit naar wat ik daarbij heb gekrabbeld en gooien het vervolgens snel weg.

Leermoment

Recent uitte Bas de Recht de noodkreet ‘waar is de liefde voor het paard gebleven’. Dat vraag ik mij helaas ook regelmatig af, als ik op die jurystoel zit. Je bent dit spelletje toch gaan doen omdat je het zo leuk vond? Jouw paard is toch de liefste en de leukste van allemaal, ongeacht wat er gebeurt? Ik zie dat maar zelden. Het kan in de ring nog zo mis gaan, als jury heb ik liever dat iemand dat met een glimlach aanvaart als een leermoment, in plaats van een gelegenheid om een paard een grondige hekel aan witte hekjes te bezorgen. Eet jij er een boterham minder om als je geen winstpunt hebt? ‘Trainen doe je thuis’ leerde ik vroeger altijd. De wedstrijd moet een goede ervaring voor een paard zijn, wat sowieso niet meevalt, want hij vindt jouw spanning maar raar en eng.

Alweer die stangteugel

Wat me ook zo opvalt is het gebrek aan aandacht voor een correcte houding en zit. Handen die alle kanten opgaan, ruiters die niet alleen tijdens het uitstrekken achterover hangen -waar het overigens óók niet de bedoeling is- en, daar gaan we weer, een stangteugel die niet netjes in een boogje hangt, maar vol is aangetrokken. Hameren op houding is er niet meer bij. Hoewel ik toch genoeg instructeurs hierover hoor mopperen. Het punt is dat werken aan een juiste houding veel zweetdruppels kost. Je moet bereid zijn daarop te oefenen, iets te willen veranderen en vooral te willen áánnemen van mensen die daarvoor hebben geleerd. Ik heb jarenlang rondgereden met een elastiekje tussen mijn beide pinken. Opdracht van mijn instructrice, om ervoor te zorgen dat mijn handen stil en rechtop bleven. Dat was geen pretje. Maar ik deed het wel. Want ik wilde het goed krijgen. Niet dat ik nou zo goed ben, maar waar is die wil gebleven bij de ruiters? Hamer je teveel op iets, dan gaan ze naar een ander. Soms wordt er net zo lang rondgeshopt tot ze iemand vinden die gezellig en uit commercieel oogpunt handig meepraat.

Wees aardig

Ik moedig mijn leerlingen altijd aan om overal aan mee te doen, overal hun licht op te steken. Ook om uit te vinden hoe je iets nìet wilt doen. Maar maak een plan voor jezelf en houd je daaraan. Goed paardrijden is een langdurig proces, geen momentopname. Geniet van iedere stap. Er zit veel meer bevrediging in het besef dat je, na veel training, iets onder de knie hebt, dan in die ene oranje rozet. En oh ja, wees aardig voor de jury. Al voel je dat misschien niet zo, die zit er om je te helpen, om aan te geven wat goed gaat en waar nog huiswerk ligt. Het leukste huiswerk dat er is, want het is namelijk met je paard!


Vond je dit nou een leuk bericht? Doe dan een donatie!

Geplaatst in Blog en getagd met , .